Sinds 2014 wordt elke twee jaar het Alba Rosa Viëtor Festival georganiseerd, en ik was er alle drie de keren bij. De eerste keer was min of meer toeval: met mijn vergaande nieuwsgierigheid neem ik overal folders mee, en deze naam intrigeerde me. Bovendien werd het om de hoek gehouden. Daarom liet ik me verrassen en dat werd het, een aangename verrassing, dit festival dat tot doel heeft het uitvoeren van werken van de componiste Alba Rosa Viëtor, en van andere vrouwelijke componisten, en het stimuleren van jonge componisten m/v tot het schrijven van kamermuziekwerken. Zo trad bijvoorbeeld Maria Fiselier op, die ik al eerder had gehoord op de HKU, en ik herinner me een werk van Mathilde Wantenaar.
De tweede keer, in 2016, bleek er werk uitgevoerd te worden van Jonathan Dove, die zelf aanwezig zou zijn, nou, dat liet ik me geen twee keer zeggen want ik moest hem echt vertellen hoe ik heb genoten van zijn opera Flight! En inderdaad kon ik hem persoonlijk bedanken.
Deze keer zou ik samen met een jonge componiste gaan, maar helaas werd die ziek. Daarom komt hier een uitgebreid verslag, dan heeft zij tenminste nog iets :)! Het Festival werd nu in het Concertgebouw gehouden. Als eerste onderdeel werden Franse liederen gezongen door Adèle Charvet, o.a. van Cécile Chaminade. Helaas kon ik daar niet bij zijn maar gelukkig kon ik Adèle (die ik ken uit VvhL) nog wel even spreken. Ik kon ook bij de uitvoering zijn van de pianotrio's van Alba Rosa Viëtor en Clara Schumann, en het strijkkwartet van Henriëtte Bosmans. Van Viëtor viel me de krachtige, zelfverzekerde klank op.
Waar ik voor gekomen was, de competitie van jonge componisten, was een geweldige belevenis.
Er waren vijf finalisten, stuk voor stuk terecht geselecteerd. De opdracht was, een werk voor zangstem en pianotrio.
Silvia beet het spits af met Empordà. De tekst was van een Spanjaard die in de burgeroorlog naar Noord-Spanje was gevlucht, en ging over een druivenrank die moest zien te overleven in barre omstandigheden. Het 'groen' van de rank kwam telkens terug in het gedicht, en Silvia liet dat horen door maar steeds rond de B te blijven. Toch had het stuk niets van minimal music. Ik vond het expressionistisch, de angst en benauwdheid van het moeten overleven kwam heel goed tot uitdrukking in het hijgen, puffen, sissen en blazen van de sopraan, in het krassen van de viool, het gepluk van de cello terwijl toch de meeste tijd rust uitging van het zangstuk. Dan kwam er een onrustig tussenstuk met alleen de instrumenten, en na een soort eindkreet weer met de zangeres, kwam de rust terug.
Mario had een stuk op tekst van een vriendin van hem, The only lifeline geheten. Het was een waterval van strijkersnootjes, met ongewone akkoorden, en het geheel ging dynamisch gezien van zacht naar hard, en dan weer plotseling zacht, weer naar hard, alsof er bloemen uit een steel schoven. Beetje filmisch.
Riccardo liet het stuk Plastic Flowers horen, heel toepasselijk met prepared piano (haarspelden en kurk). Het idee was, protest tegen de discriminatie van transgenders. Ook de speelwijze van de strijkers was tja, transgender? Er werd rondgestreken, zoals Diamanda dat doet, en ook zag ik dat de kop van de strijkstok werd gebruikt om tussen de snaren te tikken, grappig! Hier was de dynamiek meer in de vorm van drie wybertjes: zacht-hard-zacht, en weer zacht-hard-zacht. Wild atonaal, dan tonaal, dan zwevend atonaal, maar het was niet overdreven.
Patrick had gewerkt met de vertaling van een oud chinees gedicht over een ontmoeting van geliefden in een donkere nacht, en slaagde erin een stuk muziek te schrijven dat heel leeg leek, een minimale maar effectieve inbreng van de vleugel; je waande je inderdaad in een sterrennacht. Voor de zangstem was dit een lastpak: van zeer laag tot zeer hoog, met echt atonale klanken, dus hoe vind je de plaatsing van je volgende noot als er ook nog eens weinig begeleiding is?
Ramin tot slot had de vertaling van een Iraans gedicht gebruikt. Zijn muziek was dromerig, poëtisch, er klonk een vraag- en antwoordspel tussen de instrumenten met mooie harmonische akkoorden. Net als je zelf wegdroomde kwam er een folk-achtig tussenstuk, tot twee keer toe, met een tamboerijn.
Het publiek mocht een prijs toekennen: die kreeg Ramin. Toen de jury. Het deed mij heel veel plezier dat mijn eigen voorkeur ook die van de jury was: Silvia heeft de Viëtorprijs gekregen.
De tweede keer, in 2016, bleek er werk uitgevoerd te worden van Jonathan Dove, die zelf aanwezig zou zijn, nou, dat liet ik me geen twee keer zeggen want ik moest hem echt vertellen hoe ik heb genoten van zijn opera Flight! En inderdaad kon ik hem persoonlijk bedanken.
Deze keer zou ik samen met een jonge componiste gaan, maar helaas werd die ziek. Daarom komt hier een uitgebreid verslag, dan heeft zij tenminste nog iets :)! Het Festival werd nu in het Concertgebouw gehouden. Als eerste onderdeel werden Franse liederen gezongen door Adèle Charvet, o.a. van Cécile Chaminade. Helaas kon ik daar niet bij zijn maar gelukkig kon ik Adèle (die ik ken uit VvhL) nog wel even spreken. Ik kon ook bij de uitvoering zijn van de pianotrio's van Alba Rosa Viëtor en Clara Schumann, en het strijkkwartet van Henriëtte Bosmans. Van Viëtor viel me de krachtige, zelfverzekerde klank op.
Waar ik voor gekomen was, de competitie van jonge componisten, was een geweldige belevenis.
Er waren vijf finalisten, stuk voor stuk terecht geselecteerd. De opdracht was, een werk voor zangstem en pianotrio.
Silvia beet het spits af met Empordà. De tekst was van een Spanjaard die in de burgeroorlog naar Noord-Spanje was gevlucht, en ging over een druivenrank die moest zien te overleven in barre omstandigheden. Het 'groen' van de rank kwam telkens terug in het gedicht, en Silvia liet dat horen door maar steeds rond de B te blijven. Toch had het stuk niets van minimal music. Ik vond het expressionistisch, de angst en benauwdheid van het moeten overleven kwam heel goed tot uitdrukking in het hijgen, puffen, sissen en blazen van de sopraan, in het krassen van de viool, het gepluk van de cello terwijl toch de meeste tijd rust uitging van het zangstuk. Dan kwam er een onrustig tussenstuk met alleen de instrumenten, en na een soort eindkreet weer met de zangeres, kwam de rust terug.
Mario had een stuk op tekst van een vriendin van hem, The only lifeline geheten. Het was een waterval van strijkersnootjes, met ongewone akkoorden, en het geheel ging dynamisch gezien van zacht naar hard, en dan weer plotseling zacht, weer naar hard, alsof er bloemen uit een steel schoven. Beetje filmisch.
Riccardo liet het stuk Plastic Flowers horen, heel toepasselijk met prepared piano (haarspelden en kurk). Het idee was, protest tegen de discriminatie van transgenders. Ook de speelwijze van de strijkers was tja, transgender? Er werd rondgestreken, zoals Diamanda dat doet, en ook zag ik dat de kop van de strijkstok werd gebruikt om tussen de snaren te tikken, grappig! Hier was de dynamiek meer in de vorm van drie wybertjes: zacht-hard-zacht, en weer zacht-hard-zacht. Wild atonaal, dan tonaal, dan zwevend atonaal, maar het was niet overdreven.
Patrick had gewerkt met de vertaling van een oud chinees gedicht over een ontmoeting van geliefden in een donkere nacht, en slaagde erin een stuk muziek te schrijven dat heel leeg leek, een minimale maar effectieve inbreng van de vleugel; je waande je inderdaad in een sterrennacht. Voor de zangstem was dit een lastpak: van zeer laag tot zeer hoog, met echt atonale klanken, dus hoe vind je de plaatsing van je volgende noot als er ook nog eens weinig begeleiding is?
Ramin tot slot had de vertaling van een Iraans gedicht gebruikt. Zijn muziek was dromerig, poëtisch, er klonk een vraag- en antwoordspel tussen de instrumenten met mooie harmonische akkoorden. Net als je zelf wegdroomde kwam er een folk-achtig tussenstuk, tot twee keer toe, met een tamboerijn.
Het publiek mocht een prijs toekennen: die kreeg Ramin. Toen de jury. Het deed mij heel veel plezier dat mijn eigen voorkeur ook die van de jury was: Silvia heeft de Viëtorprijs gekregen.
Mooi en beeldend overzicht.
BeantwoordenVerwijderen